Een schaakleven in 100 partijen

Auteur: Karel van der Weide

Recensie: Gerard Rill

Terug

Het moet rond 1985 tijdens een clubavond van Watergraafsmeer zijn geweest, dat Piet van der Weide naar me toe kwam en vroeg: wil je een partijtje met hem spelen? “Hem” was een klein blond mannetje, jaar of 12, dat met een serieuze, bijna boze frons achter een enorm schaakbord zat te wachten. Tuurlijk wilde ik dat. In een Franse opening ruilde hij met zwart alles af en bereikte een iets beter eindspel. Maar nadat hij een foutje maakte won ik de partij toch gemakkelijk. Naderhand vroeg ik hem waarom hij (op zijn leeftijd) zo’n saaie opening speelde, er was toch zoveel leukers? Hij wist daar geen antwoord op en vader Piet nam hem snel in bescherming (waarschijnlijk niet blij met mijn ondermijnende suggestie). Een jaar of 6 later kwam ik Karel weer tegen bij Watergraafsmeer, in meerdere opzichten was hij enorm gegroeid. Het was duidelijk dat Piets schaakopvoeding veel had opgeleverd, hij was al akelig sterk geworden. Ook was hij “leuke” openingen gaan spelen, waardoor  je nog erg weinig cadeau van hem kreeg. Uiteindelijk werd Karel in 1998 meester en in 2004 grootmeester. In 2008 kondigde hij aan te stoppen met schaken (al deed hij in 2009 nog wel stiekem mee met het Nederlands Kampioenschap).

Voor mij ligt een partijenverzameling van de nummer 38 van Nederland die in 2007 kortstondig de 2500 rating barrière doorbrak. Zitten wij schakers hierop te wachten als ongeveer gelijktijdig de schaaklevens van Bronstein, Anand, Tartakower en Ivanchuk in boekvorm verschijnen? Nou, wachten is misschien wat sterk uitgedrukt, maar een bijzonder boek is het wel. Natuurlijk heeft Karel een dingetje met mannelijkheid in het algemeen en vrouwen in het bijzonder. Ook is hij niet te beroerd hier en daar een sneer uit te delen. Maar als we daar overheen stappen blijft een erg leuk boek over.

Van der Weide heeft zijn boek ingedeeld in drie delen: witrepertoire, zwartrepertoire en een deel "onderweg" over de meest memorabele plekken die hij heeft bezocht. Ik vond vooral de hoofdstukken over zijn openingsrepertoire erg interessant. Hij beschrijft hoe hij om grootmeester te worden, hard heeft moeten werken aan zijn openingen. Over veel openingen heeft hij een duidelijke mening, welke wel deugt en welke niet en wat de beste bestrijdingswijze is. Leuk en leerzaam, al laat hij niet na om zichzelf te relativeren door te stellen dat tot een rating van 2650 eigenlijk alle openingen speelbaar zijn, omdat 95% van de partijen beslist wordt door een botte truc. Ook spaart hij zichzelf niet, wanneer hij bijv. in zijn hoofdstuk over de Grünfeld ("de laatste der fianchetto's") uitsluitend verliespartijen van zichzelf laat zien. De partijen zijn in het algemeen het aanzien meer dan waard. Dat komt vooral door van der Weides motto: "Ik wil winnen en het liefst zo gewelddadig mogelijk." In het algemeen zijn de analyses van prima kwaliteit, al maakt hij zich er soms wat makkelijk van af als het te ingewikkeld wordt. Het fijne van van der Weides partijen is dat ze te begrijpen zijn voor spelers van amateurniveau, en daardoor een stuk leerzamer zijn dan de kunstwerken van zeg een Ivanchuk, waar slechts een eerbiedig zwijgen past. Tel daar een hoeveelheid fraaie anekdotes en stellige beweringen bij op, waar je gerust hard om kunt lachen, maar die wel zorgen voor een fijne couleur locale bij een gewelddadig schaakleven. Dit is verreweg het leukste Nederlandstalige schaakboek dat in jaren is verschenen.