"Schaker en Schaakpsycholoog"
Adrianus Dingeman (A.D.) de Groot maakte in de jaren dertig van de twintigste eeuw deel uit van een talentvolle generatie Nederlandse schakers. Zijn resultaten aan het bord waren wisselend, maar zijn kwaliteiten werden al vroeg herkend. Namens Nederland nam hij deel aan de Schaakolympiades van München (1936), Stockholm (1937) en Buenos Aires (1939). In het Nederlands kampioenschap van 1938 behaalde hij de vierde plaats, en in 1942 kwam hij slechts gering tekort om Max Euwe uit te dagen voor de nationale titelstrijd.
Reeds op jonge leeftijd toonde De Groot belangstelling voor de psychologische dimensie van het schaken. Aanvankelijk noteerde hij zijn bevindingen in persoonlijke schriften, maar al spoedig ontstond de wens zijn inzichten te publiceren. Als schaakjournalist, een functie die hij vervulde naast zijn studie, koos hij nadrukkelijk voor een psychologische benadering van het spel in plaats van een louter technische analyse.
In 1938 leidde deze interesse, tijdens het AVRO-toernooi, tot een wetenschappelijk onderzoek waarin het denkproces van de schaker centraal stond. Dit onderzoek werd later uitgebreid met een studie naar het waarnemingsproces, hetgeen resulteerde in zijn proefschrift Het denken van den schaker (1946), waarop hij aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde.
Hoewel er nadien geen ruimte meer was voor een professionele schaakcarrière, verwierf De Groot als wetenschapper internationale bekendheid. Zijn onderzoek vormde de basis voor de eerste computerprogramma’s die in staat waren om te leren schaken en geldt als een fundament in de ontwikkeling van de cognitieve psychologie.
Deze (schaak)biografie richt zich zowel op De Groots eigen prestaties als schaker als op zijn wetenschappelijke bijdragen aan het begrijpen van het denkproces in het schaakspel. Daarbij is uitvoerig gebruikgemaakt van zijn persoonlijk archief, dat na zijn overlijden in 2006 door zijn erfgenamen beschikbaar werd gesteld.
Hierdoor konden tal van bijzondere en niet eerder gepubliceerde details worden opgenomen, die gezamenlijk een uniek en genuanceerd beeld schetsen van de betekenis van het schaakspel in het leven van Adriaan de Groot.
Peter de Jong (Utrecht, 1961) is financieel adviseur en interim professional. Hij is Internationaal Meester correspondentieschaak en heeft een bijzondere belangstelling voor de geschiedenis van het moderne schaakspel, in het bijzonder in Nederland. Hij publiceerde onder meer het hoofdstuk “Laskers Beziehung zu den Niederlanden” in Emanuel Lasker – Denker, Weltenbürger, Schachweltmeister, schreef een trilogie over Max Euwe en de Nederlandse schaakhistorie (1850–1950) en een schaakbiografie over Henry Baudet.
Henk Visser (Leeuwarden, 1939) studeerde verzekeringswiskunde en filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en was verbonden aan de universiteiten van Tilburg en Maastricht. Na het organiseren van het A. D. de Groot-symposium in 1996 ontstond een vriendschap tussen Visser en De Groot. Het leidde tot een samenwerking waaruit in 2003 Het forumwaarmerk van wetenschap ontstond. Na diens overlijden begon Visser aan de biografie van Adrianus Dingeman de Groot. Het eerste deel (1914–1950 – Persoonlijkheid in wording) werd voltooid; het tweede deel (1950–2006 – Academicus van professie) is in voorbereiding.