EUR24.95 EUR14.97

Mensen die ergens goed in zijn, héél goed, onbegrijpelijk goed, hebben altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op de minder met uitzonderlijke gaven bedeelde medemens. Voor schakers is dat niet anders. Toekijken hoe de grote kampioenen hun onderlinge titanenstrijd uitvechten is voor velen nog fascinerender dan zelf een partij te spelen.In dit boek treden de grootste schakers uit de geschiedenis voor het voetlicht, de kampioenen die in hun tijd de grootste waren. Wereldkampioenen dus, al beginnen we in een tijd waarin dat woord nog niet bestond. Aan de hand van korte biografieën, hun beroemdste partijen en een karakteristiek van hun spel, zal ik proberen te laten zien wat deze groten zo groot maakte en wat hun betekenis was voor de schaakwereld. En passant volgen we daarmee ook de ontwikkeling van het schaakspel zelf, dat in de afgelopen tweeënhalve eeuw weliswaar hetzelfde is gebleven, maar tegelijk ingrijpend is veranderd.Schaken is een onuitputtelijk spel. Toen omstreeks 2005 duidelijk werd dat zelfs de allersterkste spelers ter wereld niet langer opgewassen waren tegen de zich in hoog tempo ontwikkelende schaakcomputers, leek het er even op dat het spel zijn glans verloren had, maar inmiddels kunnen we vaststellen dat eerder het omgekeerde is gebeurd. De computer, met zijn alle menselijke maatstaven te boven gaande rekenvermogen, blijkt een dimensie aan het schaken te hebben toegevoegd waar nu dankbaar gebruik van wordt gemaakt. Waar vroeger de bezoekers van een schaaktoernooi (meestal op zijn best een paar honderd) weinig anders kondendoen dan, zonder er veel van te begrijpen, ademloos toekijken hoe de topspelers elkaar mysterieuze krachtzetten naar het hoofd slingerden, kunnen tegenwoordig ongelimiteerd veel liefhebbers van over de hele wereld ieder belangrijk toernooi live volgen viahet internet, waarbij zowel menselijke commentatoren als computerprogramma’s voortdurend laten zien wat er allemaal aan al of niet verborgen mogelijkheden in de partijen zit. Zo worden de denkprocessen van de grootmeesters steeds beter zichtbaar gemaakt. Ook een wereldkampioen kan zich niet meer achter het vanzelfsprekende gezag van zijn titel verbergen (“Ikspeelde deze zet en dus was het de beste”), maar moet nu voortdurend verantwoording voor zijn beslissingen afleggen. Want die allesziende, niets ontziende computers hebben altijd wel iets opgemerkt wat beter gekund had.Bovendien is inmiddels wel duidelijk dat deze kritische meedenkers het spelniveau van hun ‘baasjes’ over de hele linie een flinke impuls hebben gegeven. Wie voortdurend door de computerwordt gecorrigeerd trekt zich aan diezelfde computer op. Zowel op wereldtopals op clubniveau wordt er tegenwoordig beter gespeeld dan in het precomputertijdperk en ijverige studenten maken veel sneller vorderingen dan vroeger.Kortom, het schaakspel heeft ook deze technologische ontwikkeling geruisloos geabsorbeerd, zoals het in het verleden ook de uitvinding van de boekdrukkunst, de industriële revolutie en de introductie van de schaakklok niet alleen heeft overleefd, maar er zijn voordeel mee heeft gedaan. Vanaf het prille begin –dat niet is gedocumenteerd, maar waarschijnlijk enkele millennia geleden in India ligt –heeft het zich aangepast aan verschillende en veranderende maatschappijen en culturen. Het heeft vernietigende oorlogen overleefd, tijden van onderdrukking door (meest religieuze) gezagsdragers en periodes van somberheid waarin het spel inhoudelijk leek doodgebloed. In zijn geleidelijke verspreiding over de hele wereld ontstonden er door de eeuwen heen regionale verschillen in spelregels,die geruisloos weer werden gladgestreken toen de wereld in de negentiende eeuw begon te globaliseren. Het is een spel geweest voor vorstenhoven en voor koffiehuizen, voor de elite en voor de massa, voor de geduldigen en voor de ongeduldigen, en tegenwoordig zou je kunnen zeggen voor de huiskamer en voor het internet.Een volledig overzicht van de hele geschiedenis valt buiten het kader van dit boek, dat in de eerste plaats beknopt wil zijn. Pas in de negentiende eeuw komt het schaakspel in een fase waarin de schaker van nu zichzelf en zijn omgeving enigszins kan herkennen. Maar we beginnen met iemand uit de achttiende eeuw, iemand die zijn tijd ver vooruit was en die kan worden gezien als de grondlegger van het moderne schaak, niet alleen vanwege zijn successen als speler, maar vooral omdat hij zijn diep begrip van het spel goed onder woorden kon brengen en dat ook deed. Hij kwam, zag, overwon én hij schreef op waaromhij gewonnen had. Wat kan een mens méér doen? 

 

Acrobat ReaderExcerpt

 

Inhoudsopgave
Inleiding
Hoofdstuk1–François-André Danican Philidor
Hoofdstuk2–De tweekamp LaBourdonnais –McDonnell, 1834
Hoofdstuk3–Londen 1851, het eerste toernooi
Hoofdstuk4–Paul Morphy
Hoofdstuk5–Wilhelm Steinitz
Hoofdstuk6–Emanuel Lasker
Hoofdstuk7–José Raúl Capablanca
Hoofdstuk8–Alexander Aljechin
Hoofdstuk9–Max Euwe
Hoofdstuk10–Den Haag-Moskou 1948, een nieuw begin
Hoofdstuk11–Michail Botvinnik
Hoofdstuk12–Vasili Smyslov
Hoofdstuk13–Michail Tal
Hoofdstuk14–Tigran Petrosjan
Hoofdstuk15–Boris Spasski
Hoofdstuk16–Robert James Fischer
Hoofdstuk17–Anatoli Karpov
Hoofdstuk18–Garri Kasparov
Hoofdstuk19–Vladimir Kramnik
Hoofdstuk20–Viswanathan Anand
Hoofdstuk21–Magnus Carlsen
Hoofdstuk22–Epiloog 

Koningen van het Schaakbord


Auteur / Author: Paul van der Sterren
Pagina's / Pages: 267
Uitgever / Publisher: Thinkers Publising
Jaar / Year: 2018
Taal / Language: Nederlands
Type: Paperback